Bonpard Mare&Foal,
goed voor merrie en veulen

Auteur – Esmé Blankestijn

Voorkom vermagering van je merrie en zorg tijdig voor passend aanvullend voer. Door het veulen bij te voeren met goed ruwvoer en een aanvullende voeding zal de scheiding tussen merrie en veulen makkelijker zijn. Veulens drinken een maand of drie volop bij de merrie, daarna levert de melk een steeds kleinere bijdrage van de totale energieopname. Spenen op een leeftijd van 6 maanden is prima te doen, als je het veulen goed hebt voorbereid. Wachten tot merrie en of veulen mager worden om tot spenen over te gaan, is niet de beste methode. Vooruitdenken en een goed plan maken levert gezonde merries en veulens op. Bonpard Mare&Foal past erg goed in dit plan.

Zorg goed voor je merrie

De periode dat het veulen bij de merrie drinkt zorgt voor een grote stijging van de energie- en eiwitbehoefte van de merrie. Een veulen drinkt op 2-3 maanden leeftijd wel 2% van het lichaamsgewicht van de merrie aan melk. Staat de merrie in een goede wei, dan levert het gras gelukkig de benodigde energie en eiwit op. Veel veulens worden gespeend tussen de 5 en 6 maanden. Als de merrie weer drachtig is, heeft ze even een ‘herstelperiode’ voordat ze extra voedingsstoffen nodig heeft voor de groei van het volgende veulen (vanaf 7-8 maanden dracht). Er wordt van de merrie dus wel wat gevraagd. Door haar conditie goed te vervolgen en tijdig voldoende bijvoeding te geven als dat nodig is, kan een merrie prima elk jaar een veulen grootbrengen. Het rantsoen van de merrie heeft extra aandacht nodig als veulens heel vroeg of laat in het seizoen geboren worden en gras minder voorradig is.

Bijvoeding van de fokmerrie

Aan het einde van de dracht is extra voeding nodig, omdat de merrie anders onvoldoende voedingsstoffen door kan geven aan het veulen en minder goede biest produceert. De kwaliteit en de productie van biest en de melk zijn gebaat bij een goede conditie van de merrie en voldoende aanvoer van alle essentiële voedingsstoffen tijdens de dracht. Alhoewel het niet zo is dat de meeste gehalten in de melk sterk zijn te beïnvloeden door het rantsoen. De merrie moet wel in staat zijn de productie waar te maken. Vooral de opname van de voedingsstoffen koper, selenium en vitamine E tijdens de drachtigheid zijn van groot belang . Een rantsoen van gras of ruwvoer zonder aanvulling voldoet niet. Door tekorten aan deze voedingsstoffen stijgt het risico op beenafwijkingen (bijvoorbeeld OCD) bij snelgroeiende veulens en op een tekort aan immuunstoffen en aan vitamine E in de biest en dus een slechte start van het veulen.

Om de melkproductie na het veulenen op gang te laten komen, is een goede kwaliteit ruwvoer nodig. Zeker voor merries die in januari tot maart veulenen en weinig gras in het rantsoen hebben, een belangrijk punt om in de gaten te houden. Kunnen merrie en veulen de wei in dan zal het gras voldoende energie en eiwit bieden voor de melkproductie. Toch is nog altijd een aanvulling nodig met mineralen en vitaminen.

De behoefte van de merrie

Na de top op 2-3 maanden, gaat de melkproductie geleidelijk dalen. De behoefte van de merrie vermindert dan ook. Het kan zelfs zo zijn dat de merrie te dik gaat worden. Even opletten met de weidegang dus. Aan de andere kant is het zonder weidegang in de herfst en de winter soms lastig de merrie in voldoende conditie te houden als het veulen er nog bij loopt. Krachtvoer met energie en eiwit helpt vermagering te voorkomen.

Met een hoog energie aandeel uit vetten en vezels en beperkt uit makkelijk verteerbare koolhydraten is Bonpard Mare&Foal een veilig en gezond voer. Ook voor (te magere) merries die gevoelig zijn voor hoefbevangenheid of koliek.

Het bijvoeren van het veulen

De eerste 3 maanden zal een veulen geen extra bijvoeding nodig hebben, mits de merrie voldoende melk produceert. Dit is niet altijd even gemakkelijk te controleren. Een slecht groeiend veulen kan natuurlijk ook iets onder de leden hebben. Laat bij twijfel over de groei de dierenarts het veulen nakijken. Na ongeveer 3 maanden kan bij snelgroeiende rassen (volbloeden, KWPN-ers) een aanvulling met mineralen nodig zijn. Veulens van andere rassen kunnen het nog steeds doen met alleen de merriemelk en natuurlijk het gras wat ze eten. Toch breekt bijna de tijd aan om ze aanvullend voer te leren eten. Dit is nodig om er zeker van te zijn, dat ze bij het spenen niet in een groeidip komen of bepaalde klachten ontwikkelen als gevolg van stress of een voedseltekort.

Spenen geeft stress

Ook al verloopt het spenen heel geleidelijk, toch zal het voor de meeste veulens stress en ongemak opleveren. Bijvoeding is verder nodig om de tekorten van het ruwvoer op te vangen. Het ruwvoer moet voor de jonge veulens van goede kwaliteit zijn. Door de groei is de behoefte aan energie en eiwit hoog en dit wordt niet altijd voldoende gedekt door het geven van alleen hooi. Gras is tijdens de speenperiode meestal minder beschikbaar en levert in de herfst en winter duidelijk minder voedingsstoffen. Ook voor het veulen geldt dat een bijvoeding met minder makkelijk verteerbare koolhydraten voordelen heeft. Het stressniveau daalt en de kans op maagzweren en verteringsstoornissen is kleiner bij een rantsoen met een laag aandeel zetmeel en suikers en veel vezels. Het hogere vetgehalte in Bonpard Mare&Foal levert, samen met de vezels, voldoende extra energie. Door het hoge eiwitgehalte in Bonpard Mare&Foal, met een uitstekende aminozuursamenstelling, groeit het veulen gezond op. Bonpard Mare&Foal is geschikt tot een leeftijd van 12 maanden. Doordat dan de groeisnelheid duidelijk vermindert, kan de groei voldoende doorgaan op een rantsoen met gras en ruwvoer. Wel blijft de aanvulling met mineralen en vitaminen noodzakelijk. Dit kan met een minder energierijk voer of met een supplement.